Geel is voor mij dé kleur van de zomer. Zoals de doorgloeide korenvelden op de schilderijen van Van Gogh.
Iets lichter geel herinner ik me de korenvelden in Gelderland, waar we vroeger altijd met vakantie naartoe gingen. De zee van rijpe korenaren. Daarna de stoppels en de strobalen. Jaren later zag ik ze terug in de enorme poppen van strobalen die mijn Oost-Duitse vrienden voor hun huis neerzetten, voor het oogstfeest.
Dat rijpe geel heeft iets dubbels: aangename warmte, lome trage rust aan de ene kant; schrale, dorre hitte aan de andere kant. Een volle en verzadigde kleur, maar zit er net iets te veel licht in, dan wordt hij stekelig droog. De vaart van groei en bloei is eruit.
Tijd om de balans op te maken. Hoe ziet de oogst er dit keer uit? Vol of mager? Is alles uitgegroeid en rijp? Is het al over zijn hoogtepunt heen en aan het verdorren?
Ach, ik zoek een plek in de schaduw en kijk van daaruit naar het licht. Nee, ik wacht tot het vroeg in de avond is, en koester me dan in de warmte van de zomerzon.
Esther van der Panne