Ik heb geen hekel aan profeten, maar wel aan het woord ‘profetisch’. Mijn allergie stamt uit de jaren zeventig en tachtig, toen nogal wat mensen vonden dat de kerk ‘profetisch’ moest spreken. Er waren de nodige dominees en pastoors die dat profetisch spreken in de praktijk brachten. Het ging in die tijd dan altijd over kernwapens. Profetisch spreken was: je tegen die ondingen uitspreken. Nu mag ieder zijn of haar mening daarover hebben. Maar profetisch spreken veronderstelde dat iemands mening met die van God samenviel. Dat irriteerde me. Hoe wist je dat? Was dit niet een verkapte manier om God voor je eigen politieke karretje te spannen?
Ik vraag me af hoe dat ging in de tijd van Jesaja, Jeremia en al die andere profeten die Israël bevolkten. Spanden zij God ook wel eens voor hun morele karretje? Vast wel. Als ik hun tijd had geleefd, had ik hen wellicht knap irritant gevonden. Al peinzend daarover bedacht ik: misschien is de beste profeet wel degene die niet profetisch tegen anderen spreekt, maar profetisch tegen zichzelf spreekt.
Stephan de Jong is predikant van de Protestantse Gemeente Bussum en redactielid van Open Deur.