Ooit werkte ik enkele jaren in Chili. Al gauw belandde ik in het clubje van Nederlandse ‘expats’. Daartoe behoorden mensen die via bedrijven in Chili terecht gekomen waren, mensen van de ambassade, gelukzoekers en tussen al die diverse Nederlanders ook nog een non. Ze woonde niet zoals de meesten in de betere wijken van Santiago. Je kon haar vinden in één van de sloppenwijken. Ze leidde een door haar, met steun van haar zus in Nederland, opgezet tehuis voor ongehuwde moeders en hun kinderen. Haar leven had zij daaraan gewijd. Het viel haar niet mee taken over te dragen bij het ouder worden, maar ze wist dat dit het meest verstandig was. Toch bleef ze tot op hoge leeftijd en ondanks haar verslechterende gezondheid actief voor haar mensen. Waar ze die taaiheid en moed aan ontleende? Ze noemde in een brief God haar ‘stok’. Die hielp haar om niet bij de pakken te gaan neerzitten. ‘Dan doe ik veel mensen tekort. Daarom blijf ik doorwandelen, als een pelgrim. Als die “stok” waarop ik leun, mij mag blijven steunen, dan blijven de sterren wel aan de hemel staan.’
Stephan de Jong (predikant van de Protestantse Gemeente Bussum en redactielid van Open Deur)