Hij had mij bijna negen jaar geleden gehoord toen zijn overbuurman was overleden. En toen had hij tegen zijn vrouw gezegd: als ik een keer ga, moet je hem bellen.
Nu was hij gegaan. En ik werd gebeld. Zijn vrouw zei dat ze blij was dat ze mij had gevonden. Ik had wel dood kunnen zijn, zei ze opgewekt. Ja, dat kon, na zoveel jaar. En daar zat ik, op een winterse ochtend in een mooie doorzonwoning te praten met een weduwe en drie al lang en breed volwassen kinderen.
Ik doe dat vaker, met wildvreemde mensen praten en dan toch in zo’n anderhalf uur zo kijken en luisteren, vragen en doorvragen, dat we tenslotte als bijna bekenden uit elkaar gaan. Het draait in zo’n gesprek om die ene die er niet meer is. De gestorvene. Zo lijkt het. Ik probeer te achterhalen wie hij was en vooral hoe hij was. Als man, als vader. Zijn karakter, zijn smaak, zijn humor. Was hij verslaafd aan zijn werk of maakte hij elke dag het hof aan zijn vrouw? Is hij veranderd in de loop van zijn leven? Wanneer was hij het meest gelukkig? Wat schokte hem?
Maar wie was de overledene echt? Elk kind heeft een andere vader gehad. Hoe praat moeder? Ik hoor wat er niet wordt gezegd. Waren er conflicten, grauwe jaren? Dat komt niet echt op tafel. Zeker een geheim. Ik rond af. Wie gaat er wat zeggen? Welke muziek willen jullie horen? Ik adviseer en suggereer.
En dan is er de middag van de uitvaart. De zeven sprekers belichten de vele aspecten van een bijzondere man. Ik ben gastheer en kijk en luister. Tenslotte rond ik af. Ik stip aan, leg verbanden met woorden en probeer te troosten. Ik denk aan de eerste opmerking die mij bereikte van de weduwe: u had wel dood kunnen zijn. Inderdaad, we hadden zelf ook wel dood kunnen zijn. Al zei ik dat niet. Ook dat is een geheim.
Aart Mak is pastor bij Kerk zonder Grenzen (het omroeppastoraat van Radio Bloemendaal) en redactielid van Open Deur. Hij publiceerde in oktober 2015 ‘UitvaartWijzer. Gedachten, handreikingen en teksten bij dood en uitvaart’.